Mijn wieg stond in het voormalige Kamp Vught

Ik werd, met hulp van de toenmalige Vughtse huisarts Bink, op een zonnige maandagmiddag in juni 1958 geboren, als eerste – en zo zou later blijken enig – kind van mijn ouders, op het adres Lunettenlaan 508 in Vught. Een bijzondere plaats, een dienstwoning van het Ministerie van Justitie, dienst gevangeniswezen, gelegen binnen de gesloten en beveiligde omheining van (jeugd)gevangenis Nieuw Vosseveld. Een even bijzondere als lugubere plek ook, omdat het niet eens zo heel veel jaren daarvoor nog een locatie was waar zich de verschrikkingen van het concentratiekamp hadden voltrokken.

Mijn geboorteadres bestaat niet meer. De woningen zijn verdwenen en de bewoners zijn vertrokken. Wie nu deze plaats wil bezoeken komt niet verder dan de poort en meters hoge muren van Penitentiaire Inrichting Vught. De geschiedenis van deze inrichting gaat terug tot 1942 tijdens WO II toen de Duitsers op deze locatie een concentratiekamp opzetten onder de naam Durchgangslager Herzogenbusch ofwel Kamp Vught. Na de oorlog deed het kamp onder andere dienst als interneringplaats en deels voor huisvesting van Molukkers. In 1953 werd een ander deel van het kamp in gebruik genomen als inrichting voor jeugdigen die een langdurige gevangenisstraf moesten ondergaan. De jeugdgevangenis had in die jaren een capaciteit van 120 tot 140 gedetineerden. Er gold voor die tijd een mild regime in de inrichting. De gedetineerden zaten overdag niet opgesloten in hun cel. In de jeugdgevangenis werd volop gesport en er waren onder andere afdelingen met ‘arbeidstherapie’ waar de gedetineerden een vak konden leren, waaronder een houtafdeling met timmerwerkplaats.

Gezinnen met kinderen
Mijn vader, die daarvoor werkzaam was in het Huis van Bewaring in Amsterdam, was in Vught werkzaam als ‘werkmeester’ bij de houtafdeling. Hij had een bouwkundige achtergrond en begeleidde de jongeren aldaar bij het vervaardigen van houten gebruiksvoorwerpen zoals meubels. Ook verrichtten jeugdige delinquenten onder begeleiding klusjes op het terrein en pleegden onderhoud aan groenvoorzieningen.

Veilige omgeving
Wij woonden dus op het terrein, binnen een afgesloten gedeelte, alwaar zes of acht geschakelde kleine en eenvoudige bungalows stonden waarin gezinnen woonden. De vaders van die gezinnen, een aantal met kinderen, hadden veelal (kader)functies binnen de jeugdgevangenis. Om het complex stond een omheining bestaande uit betonnen palen met prikkeldraad en een sloot zoals deze deed denken aan- en ook nog dateerde uit de tijd van het voormalige kamp uit de Tweede Wereldoorlog. De toegang tot het straatje met woningen was afgesloten door een stenen brug en een poort. Deze werd bewaakt door bewapende gestichtswachten die, met een karabijn op de rug, ook regelmatig een rondje maakten om het gevangeniscomplex. Voor het in- en uitgaan van de poort was een pasje vereist. Dat gold ook voor bezoekers. Als kind kon je vrijwel ongehinderd in en uitlopen. Ik weet nog dat ik bij hij spelen achteloos mijn speelgoedgeweertje naast het geweer van de bewaker in diens wachthuisje plaatste.

Verschrikkingen
Voor ons als kinderen was het een zeer veilige omgeving om te spelen en te verblijven. Op het woonterrein was een speelveldje waar we voetbalden of tenten bouwden. Er was geen of nauwelijks verkeer. De wekelijkse boodschappen werden veelal verkregen bij de melkboer en de bakker die aan huis kwamen. Buiten de poort waren er spannende plekken als de militaire complexen, het naastgelegen ‘Molukse Kamp’ en de bos- en waterrijke omgeving van de Lunetten. Later las ik dat een van die ‘buurjongens’ de twee jaar oudere Simon Tahamata geweest moet zijn, de voormalige topvoetballer. Als gezin leefden we eenvoudig. We hadden (nog) geen auto en de uitstapjes naar familie en vrienden vonden plaats middels de fiets of het openbaar vervoer. Op een zonnige zondag verbleven we als gezin vaak aan het water van de vlak bij gelegen IJzeren Man. Sinterklaas en Kerst werden binnen de inrichting gevierd, Carnaval in Vught of Den Bosch.

De toen zeker nog tastbare herinneringen aan de verschrikkingen van de oorlog zijn als jong kind in die tijd volledig aan me voorbij gegaan. We speelden verstoppertje op de fusilladeplaats, wisten niet waar die hoge schoorsteenpijp op het terrein voor was gebruikt, verzamelden oude koperen kogelhulzen op en rond het terrein en plaatsten onze fietsen in onze schuur, een voormalige barak van Kamp Vught. Op de wanden van de schuur stonden tekeningen, teksten en turfstreepjes van de voormalige bewoners die er misschien hun laatste dagen van hun leven hebben afgeteld. Ik vertrok met mijn ouders in 1964 naar Overijssel alwaar mijn vader een nieuwe baan kreeg. Inmiddels woon ik toch alweer 40 jaar in Brabantse land, het land waar mijn wieg heeft gestaan. Het huis staat er niet meer, het heeft onder andere plaats moeten maken voor een Extra Beveiligde Inrichting (EBI). Wat nog rest zijn de herinneringen.

Onbedoelde slachtoffers in Gouda en Hawija

Op 26 november 2019 lees ik einde middag op teletekst het berichtje dat onze Nederlandse premier toch geweten zou moeten hebben van burgerslachtoffers bij een bombardement door Nederlandse F16 vliegtuigen op 3 juni 2015 op een terroristisch doel in Irak. Dat doel was een IS wapenfabriek in Hawija. Bij de explosie die volgde werd kennelijk een complete woonwijk weggevaagd. Er kwamen liefst 70 burgers om het leven en het veranderde onder andere het leven van inwoner Alaa Qader en zijn gezin volledig. Z’n zoontje raakte halfblind, zijn vrouw gewond, hun huis en winkel werden verwoest. In een poging van de ‘goeden’ om de ‘kwaden’ te bestrijden, werden onschuldigen het slachtoffer. Als in zoveel gevallen, in zoveel jaren, op zoveel plekken in de wereld, in zoveel gewapende conflicten. Nevenschade noemen ze het, ook wel ‘collateral damage’. Onbedoelde schade die wordt toegebracht tijdens een aanval die tegen iets of iemand anders is gericht.

Het is precies 75 jaar eerder, zondag 26 november 1944, bijna kwart voor vijf in de middag, als de dan 20-jarige leerling-verpleegkundige Nine Brugge vanuit haar verpleegstersappartementje het trappenhuis van het Sint Jozef Paviljoen ziekenhuis aan de Graaf Florisweg in Gouda binnenstapt. Het is oorlog in ons land. Buiten in de verte klinkt, zoals dat in die periode aan het einde van de oorlog vaker het geval is, het geluid van doffe explosies en mitrailleurvuur. ,,Ze zullen het spoor wel weer op de korrel hebben” denkt Nine nog hardop. De Britse Royal Airforce kiest het nabij gelegen station en het spoorwegemplacement met strategische waarde wel vaker als doelwit. Dan gaat plotseling met een doffe dreun het licht uit. Zowel letterlijk in het gebouw als bij Nine zelf. Een harde klap en alles wordt zwart voor haar ogen. Drie geallieerde bommen treffen het ziekenhuis. Of het elders in het ziekenhuis gevestigde Duitse veldhospitaal van het Rode Kruis doelwit was wordt nooit duidelijk. Als ze een uur later wordt aangesproken door bergingswerkers in de puinhopen van het rechterdeel van het complex, weet ze zich vrijwel niets meer te herinneren. Alleen het gevoel alsof ze met een lift razendsnel naar beneden is gezakt. Als door een wonder heeft ze het overleefd. Haar oren zijn nog wat doof, maar op een flinke snee in haar linker arm na is ze lichamelijk feitelijk ongedeerd.

En door
Nine heeft veel geluk, zeventien mensen, allemaal verbonden aan het Sint Jozef Paviljoen, vinden de dood. De rector, moeder-overste, elf kloosterzusters, de portierster, twee andere leerling-verpleegsters en de conciërge. Ze worden op 30 november op de Rooms-Katholieke begraafplaats aan de Graaf Florisweg in Gouda begraven. Nine, inmiddels dus dakloos geworden, wordt door haar jongere broer opgehaald en nota bene achterop de fiets rijdt ze 75 kilometer terug naar huis, naar Purmerend. Een aantekening op haar persoonsbewijs getuigt nog van de verhuizing. Thuis wordt ze liefdevol opgevangen, maar al vrij kort daarna begint ze in het Wilhelminagasthuis in Amsterdam aan het vervolg van haar opleiding. Het leven gaat door. Het eind van de oorlog nadert, er worden zowel jonge Duitse soldaten die roepen om hun moeder binnengebracht als geallieerde militairen die gewond zijn geraakt bij de bevrijding van Nederland. Nine en haar collega’s maken geen onderscheid,  iedereen is slachtoffer van deze oorlog. Wie de bommen ook gooit of wie de wapens ook afvuurt, het maakt slachtoffers.

Over toen
Nine Brugge was mijn moeder. Ze leidde na de oorlog een lang en gelukkig bestaan met man en later kind, werkte als verpleegkundige, genoot van muziek en maakte samen manlief mooie reizen. Toen ze na haar pensionering samen naar het Brabantse Veghel verhuisde vanwege de aldaar wonende (klein)kinderen, kwamen er nog wel eens wat verhalen over toen, maar weinig over die bewuste dag in november 1944. Ze had haar traumatische ervaring na al die jaren wel een plaatsje kunnen geven. Hoewel, als er dan weer eens een vliegtuig van de naburige vliegbasis Volkel laag overkwam, kromp ze altijd een beetje ineen. Ze sprak dan: ,,Die rotdingen, ik zal er nooit aan kunnen wennen. Gek he?”

Over de etiquette van het bramenplukken

Hoewel onze wetgever middels artikel 314 van het Wetboek van Strafrecht het plukken van te veld staande veldvruchten zoals bramen, ‘die geheel of ten dele aan een ander toebehoren’, strafbaar stelt onder de noemer ‘stroperij’, is deze bezigheid al vele jaren een ‘guilty pleasure’ voor veel Nederlanders zoals ik. Het vooruitzicht van enkele potjes overheerlijke bramenjam weegt voor mij toch elk jaar weer op tegen het leed van flinke schrammen, jeuk door insectenbeten of het mogelijke vooruitzicht van een bon. Het wijsvingerige bericht van Staatsbosbeheer enkele jaren geleden met de boodschap dat bramen in de natuur toch vooral voedsel bestemd voor de dieren is, maar dat een champignonbakje vol ‘gedoogd’ zou kunnen worden, vind ik klinkklare nonsens. Zo’n bakje zet jamtechnisch gezien echt geen zoden aan de dijk. Bovendien weet iedereen die zich ooit serieus heeft overgegeven aan het bramenplukken dat 85% van de (over)rijpe bramen volstrekt onbereikbaar of onzichtbaar blijft voor mensen. Daaraan kunnen zich jaarlijks nog hele volksstammen insecten, vogels, knaagdieren en andere wilde vruchteneters tegoed blijven doen. En natuurlijk heb je respect voor de natuur en baan je je geen weg door bramenstruiken met een kapmes of motorzaag.
De bramenkoorts heeft ook dit jaar weer toegeslagen. Zodra ik in augustus de eerste trosjes met bijna zwarte rijpe bramen signaleer, trek ik er, al dan niet met een gezinslid en gewapend met een emmertje, op uit om op ‘geheime plaatsen’ waar het goed plukken is, m’n slag te slaan. Deze gouden bramenlocaties worden spaarzaam gedeeld met derden. En dan nog bij voorkeur nadat je zelf de oogst al hebt binnengehaald. Maar wat nu als je tijdens de daad van het plukken wordt ontdekt door een andere bramenjager? Bestaat er net zoals bij het golfen een etiquette die beleefdheidsregels stelt voor eveneens gaan plukken op jouw plek? Deze week werd ik op zo’n plek verrast door een op zich niet onaantrekkelijke dame op een scooter die zich met een emmertje aan het stuur en dochtertje achterop plotseling uit het niets meldde op mijn stek. Ze riep: “Kijk eens, hier hangen er veel, die meneer heeft er ook al veel in z’n emmertje!” En aan mij de vraag: “Het is toch niet verboden om hier ook te plukken?” Wat mij betreft een ‘faux pas’ in het kader van de bramenetiquette. Je plukt gewoon niet naast een onbekende andere plukker. Maar wat zeg je tegen zo’n bevallige dame met een verwachtingsvol kijkend dochtertje? ‘Natuur, geen probleem!’ Zwakkeling. Na vijf minuten ‘zij aan zij’ plukken besloot ik m’n biezen en bramen te pakken en het op een andere en dus mindere plek nog maar even te proberen. Maar de aardigheid was er eigenlijk al af. Ik had eigenlijk ook mijn target voor dit jaar al behaald.
Vanavond gaat de pan met bramen en geleisuiker op het vuur. Ik zeef wel altijd een deel van de bramenpitjes uit de jam alvorens de goed gereinigde potjes te vullen, dat vind ik lekkerder. Traditiegetrouw openen we thuis het laatste potje bramenjam tijdens de ontbijttafel met Kerstmis dit jaar. Een mooi moment voor bezinning en om alvast na te denken over een plek volgend jaar met een bramenwalhalla die echt onvindbaar is. Hebben we die bramenetiquette ook niet nodig.

 

Gerechtigheid

Als trotse eigenaar en bestuurder van de slimste kleine zakelijke auto die in ons land op de weg rijdt, overigens met een uitrustingsniveau/interieur dat veel autobezitters doet watertanden, werd ik aangenaam verrast met de uitkomsten van een recent onderzoek door het CBS. Daaruit kon niet alleen worden afgeleid hoeveel snelheidsboetes er in 2017 werden uitgeschreven (5,8 miljoen) maar ook welke automerken hiervoor het meeste in aanmerking kwamen. Van de dertig meest voorkomende automerken kregen Audi’s het vaakst een boete (48%), gevolgd door BMW (46 %), Land Rover, Volvo (beide 45 %). Gerechtigheid!  Als er vier automerken genoemd zouden kunnen worden waarvan de bestuurders mij als medeweggebruikers stelselmatig onheus hebben bejegend, op weg naar kantoor of klant dan stonden deze merken met stip in mijn top 5.  De veelal mannelijke bestuurders van deze automerken halen niet zelden ‘Verstappen-achtige’ manoeuvres uit om bij een wegversmalling, oprit of invoegstrook toch vooral vóór mij in te voegen. De verkeersregel dat rechts voorrang heeft telt kennelijk in mijn geval niet voor deze automobilisten. En op een 60 of 80 km/u binnenweg halen ze steevast in, om vervolgens nog minstens tien kilometer voor me te rijden achter een breed landbouwvoertuig dat als een slak over de weg kruipt. Kennelijk werkt de geringe omvang van mijn voertuig als een rode lap op deze bestuurders. En de grap dat ik vooral niet moet vergeten om mijn gordels af te doen voordat ik uitstap, omdat ik m’n auto anders op m’n rug heb hangen, heb ik inmiddels ook al te vaak gehoord. Maar, wacht, misschien is het vooral ook mijn probleem. Lijd ik aan het calimerocomplex vanwege mijn gevoel structureel tekortgedaan of niet serieus genomen te worden vanwege de geringe omvang van mijn auto. Voor de jongeren onder ons; de term is afgeleid van Calimero, het hoofdpersonage van een tekenfilmserie uit de jaren zeventig. Dit zwarte mini kuikentje had het regelmatig over “Zij zijn groot en ik is klein en da’s niet eerlijk, o nee”.  Maar ik voel me eigenlijk helemaal niet klein. De maximum snelheid van 160 km/u haal ik niet dagelijks, maar over het algemeen kan ik me moeiteloos aanpassen aan de snelheid van het verkeer op de ‘grote weg’. Naast de bestuurder kan ook nog slechts één uit de kluiten gewassen passagier mee met mijn ieniemienie en verder neem ik sowieso nooit passagiers mee. De bagageruimte is ruim voldoende voor mijn tas en enkele dozen drukwerk. En dan komt nog het mooiste; het verbruik van de auto is gemiddeld 1 op 20, de wegenbelasting valt in het laagste tarief en de fiscale bijtelling is nog geen 100 euro per maand. Daarvoor rijd ik heel comfortabel en milieubewust in een slimme kleine auto. O ja, en ook ik had ook een snelheidsboete afgelopen jaar, maar wel een kleintje.

Klaar voor de start

vastberaden, doelgericht of aarzelend op de tast.
Houd je aan regels, volg je eigen zinnen,
laat die hand maar los of pak er juist een vast.

Wees niet bang voor al te grote dromen,
ga als je het zeker weet en als je aarzelt, wacht.
Hoe ijdel zijn de dingen die je je hebt voorgenomen,
het mooiste overkomt je, het minste is bedacht.

Wees niet bang voor wat ze van je vinden,
wat weet je van een ander als je jezelf niet kent.
Verlies je oorsprong niet door je te snel te binden,
het leven lijkt afwisselend maar zelfs de liefde went.

Wees niet bang, je bent een van de velen,
tegelijk is er maar een als jij,
dat betekent dat je vaak zult moeten delen
en soms zal moeten zeggen laat me vrij.

 

Freek de Jonge uit ‘Kijk, Dat Is Freek’, 2011

Tien jaar geleden in 2004

Een ongekend zware Tsunami overspoelt op Tweede Kerstdag 2004 de laaggelegen kustgebieden van onder meer Thailand, Sri Lanka en Indonesië. Als gevolg van de vloedgolf komen tienduizenden mensen om het leven.

Op dinsdag 2 november 2004, even na negen uur in de ochtend, wordt regisseur, columnist en opiniemaker Theo van Gogh in de Linnaeusstraat in Amsterdam-Oost van zijn fiets getrokken en doodgeschoten door een moslim terrorist.

André Hazes, de Amsterdamse volkszanger overlijdt op 53 jarige leeftijd aan een hartstilstand. Koningin Juliana overlijdt op 20 maart op 94-jarige leeftijd in Paleis Soestdijk en Prins Bernhardop 1 december in Utrecht op 93-jarige leeftijd.

Op 19 april 2004 wordt astronaut André Kuipers de tweede Nederlander in de ruimte wanneer hij vanaf de lanceerbasis Baikonoer in Kazachstan gelanceerd wordt voor een reis naar het ISS Spacestation.

Facebook wordt opgericht op 4 februari, toen nog "The Facebook" genoemd. Mark Zuckerberg is de medeoprichter en algemeen directeur. Het hoofdkantoor bevindt zich in Californië

Jack Monde, Tekst & Media start officieel als zelfstandig tekst & media bureau. Opdrachtgevers zijn bedrijven en organisaties in zowel de profit- als de non-profitsector en uitgevers van nieuwsbladen, business-to-business magazines en special interest. Specialisaties op het gebied van zorg, horeca, cultuur, onroerend goed en zakelijke dienstverlening.