Op 26 november 2019 lees ik einde middag op teletekst het berichtje dat onze Nederlandse premier toch geweten zou moeten hebben van burgerslachtoffers bij een bombardement door Nederlandse F16 vliegtuigen op 3 juni 2015 op een terroristisch doel in Irak. Dat doel was een IS wapenfabriek in Hawija. Bij de explosie die volgde werd kennelijk een complete woonwijk weggevaagd. Er kwamen liefst 70 burgers om het leven en het veranderde onder andere het leven van inwoner Alaa Qader en zijn gezin volledig. Z’n zoontje raakte halfblind, zijn vrouw gewond, hun huis en winkel werden verwoest. In een poging van de ‘goeden’ om de ‘kwaden’ te bestrijden, werden onschuldigen het slachtoffer. Als in zoveel gevallen, in zoveel jaren, op zoveel plekken in de wereld, in zoveel gewapende conflicten. Nevenschade noemen ze het, ook wel ‘collateral damage’. Onbedoelde schade die wordt toegebracht tijdens een aanval die tegen iets of iemand anders is gericht.

Het is precies 75 jaar eerder, zondag 26 november 1944, bijna kwart voor vijf in de middag, als de dan 20-jarige leerling-verpleegkundige Nine Brugge vanuit haar verpleegstersappartementje het trappenhuis van het Sint Jozef Paviljoen ziekenhuis aan de Graaf Florisweg in Gouda binnenstapt. Het is oorlog in ons land. Buiten in de verte klinkt, zoals dat in die periode aan het einde van de oorlog vaker het geval is, het geluid van doffe explosies en mitrailleurvuur. ,,Ze zullen het spoor wel weer op de korrel hebben” denkt Nine nog hardop. De Britse Royal Airforce kiest het nabij gelegen station en het spoorwegemplacement met strategische waarde wel vaker als doelwit. Dan gaat plotseling met een doffe dreun het licht uit. Zowel letterlijk in het gebouw als bij Nine zelf. Een harde klap en alles wordt zwart voor haar ogen. Drie geallieerde bommen treffen het ziekenhuis. Of het elders in het ziekenhuis gevestigde Duitse veldhospitaal van het Rode Kruis doelwit was wordt nooit duidelijk. Als ze een uur later wordt aangesproken door bergingswerkers in de puinhopen van het rechterdeel van het complex, weet ze zich vrijwel niets meer te herinneren. Alleen het gevoel alsof ze met een lift razendsnel naar beneden is gezakt. Als door een wonder heeft ze het overleefd. Haar oren zijn nog wat doof, maar op een flinke snee in haar linker arm na is ze lichamelijk feitelijk ongedeerd.

En door
Nine heeft veel geluk, zeventien mensen, allemaal verbonden aan het Sint Jozef Paviljoen, vinden de dood. De rector, moeder-overste, elf kloosterzusters, de portierster, twee andere leerling-verpleegsters en de conciërge. Ze worden op 30 november op de Rooms-Katholieke begraafplaats aan de Graaf Florisweg in Gouda begraven. Nine, inmiddels dus dakloos geworden, wordt door haar jongere broer opgehaald en nota bene achterop de fiets rijdt ze 75 kilometer terug naar huis, naar Purmerend. Een aantekening op haar persoonsbewijs getuigt nog van de verhuizing. Thuis wordt ze liefdevol opgevangen, maar al vrij kort daarna begint ze in het Wilhelminagasthuis in Amsterdam aan het vervolg van haar opleiding. Het leven gaat door. Het eind van de oorlog nadert, er worden zowel jonge Duitse soldaten die roepen om hun moeder binnengebracht als geallieerde militairen die gewond zijn geraakt bij de bevrijding van Nederland. Nine en haar collega’s maken geen onderscheid,  iedereen is slachtoffer van deze oorlog. Wie de bommen ook gooit of wie de wapens ook afvuurt, het maakt slachtoffers.

Over toen
Nine Brugge was mijn moeder. Ze leidde na de oorlog een lang en gelukkig bestaan met man en later kind, werkte als verpleegkundige, genoot van muziek en maakte samen manlief mooie reizen. Toen ze na haar pensionering samen naar het Brabantse Veghel verhuisde vanwege de aldaar wonende (klein)kinderen, kwamen er nog wel eens wat verhalen over toen, maar weinig over die bewuste dag in november 1944. Ze had haar traumatische ervaring na al die jaren wel een plaatsje kunnen geven. Hoewel, als er dan weer eens een vliegtuig van de naburige vliegbasis Volkel laag overkwam, kromp ze altijd een beetje ineen. Ze sprak dan: ,,Die rotdingen, ik zal er nooit aan kunnen wennen. Gek he?”