Hoewel onze wetgever middels artikel 314 van het Wetboek van Strafrecht het plukken van te veld staande veldvruchten zoals bramen, ‘die geheel of ten dele aan een ander toebehoren’, strafbaar stelt onder de noemer ‘stroperij’, is deze bezigheid al vele jaren een ‘guilty pleasure’ voor veel Nederlanders zoals ik. Het vooruitzicht van enkele potjes overheerlijke bramenjam weegt voor mij toch elk jaar weer op tegen het leed van flinke schrammen, jeuk door insectenbeten of het mogelijke vooruitzicht van een bon. Het wijsvingerige bericht van Staatsbosbeheer enkele jaren geleden met de boodschap dat bramen in de natuur toch vooral voedsel bestemd voor de dieren is, maar dat een champignonbakje vol ‘gedoogd’ zou kunnen worden, vind ik klinkklare nonsens. Zo’n bakje zet jamtechnisch gezien echt geen zoden aan de dijk. Bovendien weet iedereen die zich ooit serieus heeft overgegeven aan het bramenplukken dat 85% van de (over)rijpe bramen volstrekt onbereikbaar of onzichtbaar blijft voor mensen. Daaraan kunnen zich jaarlijks nog hele volksstammen insecten, vogels, knaagdieren en andere wilde vruchteneters tegoed blijven doen. En natuurlijk heb je respect voor de natuur en baan je je geen weg door bramenstruiken met een kapmes of motorzaag.
De bramenkoorts heeft ook dit jaar weer toegeslagen. Zodra ik in augustus de eerste trosjes met bijna zwarte rijpe bramen signaleer, trek ik er, al dan niet met een gezinslid en gewapend met een emmertje, op uit om op ‘geheime plaatsen’ waar het goed plukken is, m’n slag te slaan. Deze gouden bramenlocaties worden spaarzaam gedeeld met derden. En dan nog bij voorkeur nadat je zelf de oogst al hebt binnengehaald. Maar wat nu als je tijdens de daad van het plukken wordt ontdekt door een andere bramenjager? Bestaat er net zoals bij het golfen een etiquette die beleefdheidsregels stelt voor eveneens gaan plukken op jouw plek? Deze week werd ik op zo’n plek verrast door een op zich niet onaantrekkelijke dame op een scooter die zich met een emmertje aan het stuur en dochtertje achterop plotseling uit het niets meldde op mijn stek. Ze riep: “Kijk eens, hier hangen er veel, die meneer heeft er ook al veel in z’n emmertje!” En aan mij de vraag: “Het is toch niet verboden om hier ook te plukken?” Wat mij betreft een ‘faux pas’ in het kader van de bramenetiquette. Je plukt gewoon niet naast een onbekende andere plukker. Maar wat zeg je tegen zo’n bevallige dame met een verwachtingsvol kijkend dochtertje? ‘Natuur, geen probleem!’ Zwakkeling. Na vijf minuten ‘zij aan zij’ plukken besloot ik m’n biezen en bramen te pakken en het op een andere en dus mindere plek nog maar even te proberen. Maar de aardigheid was er eigenlijk al af. Ik had eigenlijk ook mijn target voor dit jaar al behaald.
Vanavond gaat de pan met bramen en geleisuiker op het vuur. Ik zeef wel altijd een deel van de bramenpitjes uit de jam alvorens de goed gereinigde potjes te vullen, dat vind ik lekkerder. Traditiegetrouw openen we thuis het laatste potje bramenjam tijdens de ontbijttafel met Kerstmis dit jaar. Een mooi moment voor bezinning en om alvast na te denken over een plek volgend jaar met een bramenwalhalla die echt onvindbaar is. Hebben we die bramenetiquette ook niet nodig.